Pomp van de Rexroth de Aszuiger A11VO A11VLO 40/60/75/95/110/130/145/160/75/190/200/210/250/260/280

Rexroth Axial zuigerpomp A11VO A11VLO 40/60/75/95/110/130/145/160/75/190/200/210/250/260/280

Technische gegevens
Tabel van waarden (theoretische waarden, zonder rendement en toleranties; afgeronde waarden)

Hydraulische vloeistof
Wij verzoeken u, voordat u met een project begint, gedetailleerde informatie over de keuze van drukvloeistoffen en de toepassingsomstandigheden te nemen uit onze alogbladen RE 90220 (minerale olie),RE 90221 (milieuvriendelijke hydraulische vloeistoffen) en RE 90223 (brandbestendige hydraulische vloeistoffen)Bij het gebruik van HF- of milieuvriendelijke hydraulische vloeistoffen moet rekening worden gehouden met mogelijke beperkingen van de technische gegevens.Indien nodig raadpleegt u onze technische dienst (indien u het type hydraulische vloeistof gebruikt voor uw toepassing op het bestelformulier vermeldt)De werking met HFA, HFB en HFC hydraulische vloeistoffen vereist aanvullende speciale maatregelen.
Details met betrekking tot de keuze van de hydraulische vloeistof
De juiste keuze van de hydraulische vloeistof vereist kennis van de werktemperatuur in relatie tot de omgevingstemperatuur: in een open circuit de tanktemperatuur.De hydraulische vloeistof dient zo te worden gekozen dat de werkviscositeit in het werktemperatuurbereik binnen het optimale bereik ligt (νoptWe hebben aanbevolen dat in elk geval de hogere viscositeitsklasse wordt geselecteerd. Voorbeeld:Bij een omgevingstemperatuur van X°C wordt een werktemperatuur van 60°C ingesteldIn het optimale werkingsviscositeitsbereik (νopt; schaduwgebied) komt dit overeen met de viscositeitsklassen VG 46 en VG 68; te selecteren: VG 68.die wordt beïnvloed door druk en snelheidIn geen enkel punt van het systeem mag de temperatuur hoger zijn dan 115°C.
Laadpomp (impeller)
De laadpomp is een circulerende pomp waarmee de A11VLO (maat 130...260) is gevuld en dus bij hogere snelheden kan worden bediend.Dit vereenvoudigt ook koud starten bij lage temperaturen en hoge viscositeit van de hydraulische vloeistofEen tankdruk van maximaal 2 bar is toegestaan met de laadpomp.
afvoerdruk
De afvoerdruk bij de poorten T1 en T2 mag maximaal 17,5 psi (1,2 bar) hoger zijn dan de inlaatdruk bij de poorten S, maar niet hoger dan PL abs. max 30 psi (2 bar).volle afvoerleiding rechtstreeks naar de tank vereist.
Temperatuurbereik van de asdichtingsring
De FKM-asdichtingsring is toegestaan bij afvoertemperaturen van -13 °F tot 240 °F (-25 °C tot +115 °C).
Opmerking: Voor toepassingen onder 13 °F (-25 °C) is een NBR-asdichtingsring nodig (toegelaten temperatuurbereik: -40 °F tot 194 °F (-40 °C tot +90 °C).
DR Constante drukregeling
De constante drukregeling zorgt ervoor dat de druk in een hydraulisch systeem, ondanks veranderende pompstroomvereisten, constant blijft binnen het regelbereik.De variabele pomp levert alleen het volume van de vloeistof dat de consument nodig heeftIndien de werkdruk de ingestelde druk overschrijdt, wordt de pomp automatisch naar een kleinere hoek gedraaid en wordt de afwijking van de regelaar gecorrigeerd.
Bij niet-operatieve toestand (druk nul) wordt de pomp met behulp van een regelaar naar de startpositie (Vg max) gedraaid.
LR Beheersing van het constante vermogen
De regel van het constante vermogen regelt het uitgangsvolume van de pomp in relatie tot de werkdruk, zodat bij een constant aandrijfsnelheid het vooraf ingestelde aandrijfkrag niet wordt overschreden.
De werkdruk oefent een kracht uit op een zuiger binnen de stuwstok op een schommelarm.Een extern verstelbare veerkracht wordt toegepast op de andere kant van de rockerarm om de stroominstelling te bepalenIndien de werkdruk de ingestelde veerkracht overschrijdt, wordt de pilootklep via de schommelarm ingeschakeld, waardoor de pomp tot nul uitgang kan draaien.Dit op zijn beurt vermindert het effectieve moment op de arm van de rocker, waardoor de werkdruk in dezelfde verhouding kan stijgen waarmee de uitgangsstroom wordt verminderd.
LRDS Stroomregeling met drukstop- en belastingsensor
De ladingsgevoelige bediening is een stroomregelatie die functioneert als een functie van de belastingdruk om de pompverplaatsing te regelen om aan de stroomvereiste van de aandrijver te voldoen.
De stroom is hier afhankelijk van de doorsnede van de buitenwaarneming die tussen de pompuitgang en de actuator is geplaatst.De stroom is onafhankelijk van de belastingdruk onder de vermogenskurve en de drukbeperking en binnen het regelbereik van de pomp.
De sensoriële opening is gewoonlijk een afzonderlijk aangelegd richtingsklep voor het detecteren van de belasting (besturingsblok).De positie van de richting klep zuiger bepaalt de opening dwarsdoorsnede van de sensoren opening en dus de stroom van de pomp.
De belastinggevoelige bediening vergelijkt de druk vóór en na de sensoreinrichting en handhaaft de drukdaling over de orifice (differentiële druk) en daarmee de pompstroomconstante.
LRC-overheersing met kruissensing
een vermogen van meer dan 50 W;van zowel de A11VLO-pomp als de A11VO-pomp en van dezelfde maat A11VO- of A11VLO-pomp met een vermogensautoriteit, gemonteerd op de doorstroommotor, worden constant gehouden.
Als een pomp werkt bij druk die lager is dan het begin van de instelling van de regelkruif, dan wordt het overtollige vermogen dat niet nodig is, in een kritische maximaal 100%, beschikbaar voor de andere pomp.Het totale vermogen wordt dus verdeeld tussen twee systemen naargelang de vraag vereist.
Het vermogen dat wordt beperkt door middel van drukbeperking of andere overschrijdingsfuncties wordt niet in aanmerking genomen.
Bij gebruik van de LRC-bediening op de eerste pomp A11VO of A11VLO-pomp en een met vermogen bediende pomp zonder dwarswaarneming die aan de doorstroom wordt bevestigd,het vermogen dat nodig is voor de 2e pomp wordt afgetrokken van de instelling van de 1e pomp.. De 2e pomp heeft voorrang in de totale vermogensinstelling. De grootte en het begin van de bediening van de vermogensregeling van de 2e pomp moeten worden gespecificeerd voor de beoordeling van de bediening van de 1e pomp.
HD Hydraulische besturing, Pilot druk gerelateerd
De hydraulische bediening met betrekking tot de druk van de piloot maakt het mogelijk om de pompverplaatsing in verhouding tot de druk van de piloot met een stevige instelling in te stellen.40 bar)Voor de bediening is een druk van 30 bar vereist. De daarvoor benodigde olie wordt afgenomen uit de hoge druk of uit de externe aanpassingsdruk op de poort G (≥ 30 bar).
EP Elektrische besturing met proportioneel magnetron
De elektrische besturing maakt het mogelijk om torens en de programmeerbare instelling van de pompverplaatsing te regelen.De besturingskracht op de stuwstof wordt gegenereerd door een proportioneel magnetoventil.
Voor het bedienen van de proportionele magnetron is een gelijkstroomvoorziening van 12 V (EP1) of 24 V (EP2) vereist.